Geneeskundestudenten leren tijdens hun studie veel over somatiek en worden klaargestoomd om in een ziekenhuis te werken. Sociale geneeskunde komt wel aan bod, maar veel artsen in spé denken daarbij toch snel aan een baan bij de GGD of als bedrijfsarts. De verslavingszorg ligt niet bij veel mensen in het vizier en dat vindt verslavingsarts Wouter-Bas Halbersma zonde. “Het is tijd om de verslavingszorg sexy te maken.”
Net als zijn studiegenoten wilde Wouter-Bas Halbersma na zijn studie in een ziekenhuis werken, als hartchirurg. Hij solliciteerde, werd niet gekozen, en kwam voor een keuze te staan: nog eens twee jaar wachten op een nieuwe kans, of kiezen voor een nieuwe richting. Inmiddels werkt hij vijf jaar als verslavingsarts in een FACT-team bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). FACT staat voor Flexible Assertive Community Treatment. Een multidisciplinair team behandelt en begeleidt mensen met een ernstige psychiatrische aandoening en/of langdurige verslaving. De behandeling is gericht op het verminderen van de symptomen en leren omgaan met de aandoening. Begeleiding kan zich richten op alle levensdomeinen.
“Maar dan werk je toch alleen maar met mensen die niet te helpen zijn? Ben je dan niet alleen maar bezig methadon uit te geven de hele dag?” Vooroordelen die hij veel hoort, maar niet terugziet in zijn werk. Sterker nog: hij maakt op dagelijkse basis het verschil voor cliënten en kan ook nog eens zijn creativiteit kwijt in zijn werk. De verslavingszorg is een ondergeschoven kindje in de medische wereld en volgens Wouter-Bas is het tijd dat daar een einde aan komt. “Mijn voorganger, Bert Voet, zei altijd dat verslavingszorg ‘sexy’ moet worden. Nu klinkt dat alsof we iets stoffigs willen oppoetsen, maar dat is niet zo. We hebben als maatschappij, maar ook als professie veel vooroordelen over mensen met een verslaving. Zo ook over de zorg die daarbij komt kijken.”
De grote sprong
Na een periode in een ziekenhuis in Emmen te hebben gewerkt, stuitte Wouter-Bas in 2013 op een vacature bij VNN. Hij herinnerde zich dat hij tijdens zijn studie een korte tijd had meegelopen in de verslavingszorg en dat heel interessant had gevonden. Het was een flinke sprong in het diepe, maar hij besloot toch te solliciteren. Hij begon niet veel later als basisarts bij de methadonbehandeling en het FACT-team in Leeuwarden en deed de tweejarige opleiding tot verslavingsarts. “Toen ik het ziekenhuiswezen verliet, nam ik ook afscheid van de pure somatiek. Ik wist dat ik veel minder ‘medisch’ zou gaan werken. Maar ik nam ook afscheid van het hiërarchische wezen dat een ziekenhuis is, de politiek en de soms slopende nachtdiensten.”
Wat de jonge arts verraste toen hij begon, was de spannende wereld waarin hij terecht kwam. “Als je in een ziekenhuis werkt, denk je dat dat ongeveer het centrum van het universum is. Maar in werkelijkheid heeft die plek niet zoveel te maken met de levens van patiënten. Pas toen ik in een FACT-team terecht kwam, begreep ik pas hoe het is om veel meer midden in de samenleving te staan. Je zit niet gekluisterd aan een bureau, maar gaat op pad met je collega’s en komt bij cliënten over de vloer. Je komt echt overal: van achterstandswijken tot villawijken, bij einzelgängers en gezinnen. Iedere cliënt is anders en daar moet je de zorg dan ook op aanpassen.”
Van je collega’s moet je het hebben
Niet alleen de patiënten zijn anders dan Wouter-Bas gewend was. “Mijn collega’s zijn alternatiever en excentrieker dan in het ziekenhuis en zij leerden me enorm veel over deze voor mij nieuwe tak van sport. Waar je bijvoorbeeld psychoses vrij goed kunt behandelen met medicatie, kan dit niet bij iets ongrijpbaars als verslaving. Wel kun je aan de slag bij een methadonpost, maar dat is niet de hoofdmoot van dit werk. Ik ben bijvoorbeeld veel bezig met crisisinterventies en het stabiliseren van cliënten. Soms moet je een huis betreden onder politiebegeleiding, omdat een cliënt gevaarlijk kan zijn voor zichzelf of voor anderen. Dat is normaal niet iets dat je veel doet als arts. Dat actieve aanbieden van zorg, dat je achter mensen hun voordeur komt, dat vind ik fantastisch”, aldus de verslavingsarts.
Wat de zorg van VNN anders maakt dan conventionele psychiatrische zorg? “Onze kracht is dat wij goed en zoveel mogelijk onbevooroordeeld kunnen luisteren naar onze cliënten. En als we de verslaving zelf niet voldoende kunnen verhelpen, zorgen we ervoor dat we de andere levensgebieden aanpakken. Kunnen we mensen helpen met het vinden van een (betere) woning, met persoonlijke relaties of met het behandelen van een trauma? De verslavingszorg is echt een puzzel. Vaak heb je te maken met comorbiditeit en wat behandel je dan als eerst? De verslaving of de psychiatrische klachten? Dat vraagt om creativiteit, een multidisciplinaire aanpak en de moed om buiten de gebaande paden te treden. Je kunt vaak niet teruggrijpen naar protocollen.”
Het stigma doorbreken
Dat mensen de doelgroep zien als ‘groep die niet geholpen kan of wil worden’, vindt hij jammer. “Men ziet verslaving als ‘eigen schuld’, als iets waar mensen voor kiezen. Terwijl verslaving juist iets is dat echt iedereen kan overkomen. Niemand wordt wakker op een dag en denkt: “vandaag is de dag dat ik aan een verslaving begin”. Er zit vaak een heel verhaal achter, met pijn en trauma. Het genotsmiddel dient als verdoving of uitlaatklep en ontwikkelt zich gedurende lange tijd in problematisch gebruik en uiteindelijk in verslaving. De route naar verslaving ligt al vast in ons brein. Onze hersenen zijn ontworpen om beloning te willen krijgen. Verslaving is continu op zoek gaan een beloning en negatieve emoties daarmee verdringen.
In hoeverre mensen meer of minder verslavingsgevoelig zijn, hangt af van verschillende factoren. Wat voor jeugd iemand heeft gehad, iemands economische status, iemands buurt, wat voor steunsysteem iemand heeft, etc. psychiatrische comorbiditeit Maar het is deels ook genetisch bepaald. Daarom is het belangrijk dat de transgenerationele overdracht van verslaving wordt voorkomen of doorbroken. Dit doet VNN onder andere door middel van systeemtherapie, waarbij de omgeving van de cliënt wordt betrokken bij de therapie.
Cognitieve dissonantie
Opname in een kliniek of hulp via een ambulant FACT-team begint bij erkenning van het probleem. Tegelijkertijd ontkennen veel mensen dat zij een probleem hebben. Wouter-Bas: “Dat is de cognitieve dissonantie die om de hoek komt kijken. Verslaving is een taboe. Mensen willen niet geassocieerd worden met hun beeld van een verslaafd mens. Maar dat mens heeft vele gezichten. De mensen die ik behandel, zijn vaak al zolang verslaafd dat erkenning geen probleem meer is, maar voor veel mensen die nog niet zolang problemen hebben, is het lastig te erkennen dat zij die hebben. En zonder erkenning zoeken mensen geen hulp.”
De schatting van Het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) is dat er ongeveer twee miljoen mensen met een verslavingsgerelateerde problemen rondlopen in Nederland. Daarvan krijgen ongeveer een kleine 70.000 mensen professionele hulp. “Als je je dan bedenkt hoeveel mensen er alleen voor staan, dan word je daar droevig van”, verzucht Wouter-Bas.
Er is nog geen manier gevonden om het taboe van zijn sluiers te ontdoen. De Friese arts betrapt zich er zelfs op er zelf ook schuldig aan te zijn. Hij praat tijdens dit interview kort over een vriend die kampt met verslaving, na de vraag of hij in eigen sfeer ook te maken heeft met het onderwerp. “Maar zet dat maar niet in het stuk.” Waarom niet? Is dat niet juist waar we ons tegen verzetten, deze schaamte? “Je hebt gelijk. Als arts heb ik de verantwoordelijkheid om de privacy van mijn patiënten te bewaren, maar dit gaat over iets uit mijn privéleven. En daar mogen we het best over hebben.”
Tijd voor verandering
Wouter-Bas is even stil en denkt na over zijn volgende zin.
“Eigenlijk is het taboe vrij paradoxaal. Aan de ene kant willen we dat niemand zich schaamt en hulp zoekt wanneer dat nodig is, maar aan de andere kant is de privacy van onze cliënten enorm belangrijk. Zo hebben we een andere ingang bij de methadonkliniek voor cliënten, zodat zij ongezien in en uit kunnen. Maar als we in de schaduwen blijven werken, zal men ons vakgebied nooit leren kennen en waarderen voor wat het is. Onze cliënten zullen altijd anonimiteit genieten, maar wij als professionals kunnen ons vakgebied wel meer in het daglicht zetten.”
Hij ziet overigens wel maatschappelijke verandering. “Er is vanuit de samenleving steeds meer aandacht voor gezondheid. Kijk maar eens op hoeveel plekken in Nederland er niet meer gerookt mag worden, hoeveel mensen een maand geen alcohol drinken elk jaar, en hoeveel mensen een abonnement op de sportschool hebben. Daarbij zie ik in de media ook steeds meer aandacht voor drugs en verslaving, ook op televisie. Hopelijk heeft die maatschappelijke interesse ook invloed op ons vakgebied. Nederland heeft ondanks tekorten elders in de zorg geen tekort aan basisartsen. Ik nodig hen van harte uit een kijkje te nemen in de keuken van de verslavingszorg.”